Ter gelegenheid van de installatie

nieuwe eilanddichter op 27-1-2022

 

Er spoelden wat zinnen tegen de dijk,
ze braken als golven, de meeste verdwenen
en lieten wat letters verstrooid in de zee.
Ze glipten door mazen en dreven naar buiten
om met een zuidwester het zand af te kappen
en achter te blijven tussen de schelpen,
onopgemerkt in het randje van vloed.
In het licht van de toren bleven zij liggen,
werden ondergestoven tot een hand
hen omvatte, de klank van hun mare
meenam naar huis. Uit het glazen paleis klonk
geruis en gefluister, in de mars het geritsel
van laatste woorden die roop onbenut
tussen blad achterliet. Met zilte lippen
en wind in de haren, viel de jut uit haar hand
in wat prille zinnen die spoelden tegen de dijk.

 

Fiet van Beek