ONDERHOUDEND

 

Het hemelsblauw is neergedaald

tot op de graven van de Waal.

De kauwen draaien zevenmaal,

fier blijft het staan, dit bedehuis.

De mannen klimmen op en af,

de haan huist vlak boven gespannen

netten, de tijd maakt rare sprongen.

 

Straks houdt het orgel droge voeten

als regen weer met bakken valt.

Straks luidt de klok het welkom voor

wie het horen wil. Maar nu slaat

de hamer, trilt de boor, heersen

steigerbuizen. De toren ingepakt,

de vlag verplaatst, het dorp van slag.

 

Fiet van Beek, 
eilanddichter